U hebt hem bijna een god gemaakt
Psalm 8:6a
Op de markt in Antiochië leefde in de vijfde eeuw een beroemde papegaai. De vogel kon een driemaal heilig lied uit de kerk zingen, en dan met een nieuwe toevoeging: “Heilige God, heilige Sterke, heilige Onsterfelijke, die voor ons gekruisigd is, ontferm U over ons”. ‘Die voor ons gekruisigd is’ was toegevoegd in de hitte van theologische discussies destijds. Nestorianen wilden dat niet zingen, wie instemde met het concilie van Chalcedon wel. De papegaai koos dus partij in een discussie. Hij beleed al zingend een belijdenis die toen orthodox werd gevonden. Of toch niet? Kun je zeggen dat een papegaai partij kiest, of dat hij iets belijdt? De meeste mensen vinden intuïtief van niet. Mensen kunnen dat soort dingen, papegaaien zijn vogels die goed zijn in geluiden nabootsen.
Het papegaai-verhaal kwam bij me boven bij de discussies over ‘kunstmatige intelligentie’, de ontwikkeling van computertechniek en de lancering van ChatGPT. De grap werd al snel dat predikanten overbodig zouden worden omdat de computer intussen betere preken kan schrijven. Kennelijk werkt die intuïtie die we bij papegaaien hebben voor veel mensen niet bij computers. Dat is merkwaardig.
Neem nu schaken. Dat kunnen computers heel goed, al sinds de vorige eeuw beter dan de wereldkampioen schaken. Dat is ook logisch, want computers zijn heel goed in regelgeleid rekenen en statistiek. Binnen de gesloten wereld van het schaakbord was het dus een kwestie van wachten op voldoende rekenkracht tot geen mens het meer van een schaakcomputer kon winnen. Tegelijk kun je je afvragen of computers überhaupt kunnen schaken. Voor mensen is schaken immers een spel. Computers kunnen helemaal niet spelen. Vanzelfsprekend dat mensen schaak zijn blijven spelen, sterker nog: het spel is populairder dan in jaren.
Kun je zeggen dat een computersysteem kan schrijven, als het op een vraag de statistisch meest waarschijnlijk verwachte tekst samenstelt uit een onoverzienbare hoeveelheid andere teksten? Ik zou zeggen van niet. Het blijft een extreem ingewikkelde super-papegaai, een onbewuste nabootser.
De grootste vraag die ik overhoud bij alle discussies en ontwikkelingen is dan ook waarom we anders reageren op computers dan op papegaaien. Er is ons kennelijk wijsgemaakt dat computers een hogere ontwikkeling bieden van intelligentie, iets wat onontkoombaar doorgroeit de toekomst in. Ze kunnen van alles wat wij niet kunnen. Eigenlijk zijn wij domme computers. Maar de gein is juist dat wij helemaal geen computers zijn. Sommige slangen kunnen infrarood licht zien, honden ruiken veel beter dan wij, ratten trouwens ook, paarden zijn veel sterker en sneller, kortom, we zijn altijd al omgeven door een schepping die bij elkaar alles beter kan dan wij. Alleen, wij hebben verantwoordelijkheid, en alles wat dat veronderstelt.
Wij zijn niet ons brein, en nog belangrijker: wij zijn niet alleen ons brein. Personen zijn lichamelijk, en onoverzienbaar fysiek verworteld in hun omgeving. We groeien niet alleen aan een stamboom, we leven van aanraking, van fysiek contact met dieren en planten en wat er verder ook maar aan klein leven in en op ons huist. Mensen zijn oneindig veel meer dan geest, verstand, laat staan rekenkundige ‘intelligentie’ die in feite geen schim van intelligentie is. We laten ons nooit vangen in statistiek, in streepjescodes of in cijfers. Elke algemene regel kent uitzonderingen. Daarom bestaat recht niet uit wetten, maar moet het gesproken worden door rechters. Waar algoritmes ‘beslissen’ (ook beslissen kunnen computers niet) wordt mensen per definitie onrecht aangedaan. Dat gebeurt in onze samenleving aan de lopende band, maar dat gebeurt dus niet door computers, maar door mensen die hun verantwoordelijkheid verzaken.
Het zijn diezelfde mensen die hun verantwoordelijkheid verzaken, die ons verhaaltjes vertellen over mensen als domme computers, over onontkoombare vooruitgang en over hoe gelukkig we worden van het kopen van hun nieuwste gadgets en systemen. Daar zit het echte probleem. Ook hoe we daarmee omgaan is onze verantwoordelijkheid. Dat is de eer van mens zijn. Denk nog even terug aan de vakantie, even geleden, maar toch. Computers voelen geen warm zand aan de zee, kennen de streling van het hoge gras niet, of de jeuk van brandnetels. In de bergen zijn ze nooit geweest, hoe bos klinkt weten ze niet. Ze spelen niet en kunnen hun kinderen en kleinkinderen niet zien spelen. Nooit zullen ze weten wat zegen is.
Ds. Wim van der Schee