Bijdrage van dominee Margriet van der Kooi in het kerkblad. Iconen moet je leren zien, daar zijn leermeesters bij nodig. Die waren er voor mij. Ik legde onze oudste kleindochter uit wat zij voor mij betekend hebben. Ik heb toen de haar bekende metafoor van de kluizelaar gebruikt. De kluizelaar (nee, niet kluizenaar) is de oude man in het boek van Annie M.G. Schmidt – Pluk van de Petteflet. Het boek heeft meer lagen dan de oppervlakkige lezer zou vermoeden, en zit vol oude thema’s. Pluk is een jonge held die een queeste moet volbrengen. Een queeste is een niet gemakkelijke belangrijke opdracht, een levenstaak, het heeft met bestemming te maken. De queeste van Pluk is het redden van het speelbos, dat van zijn vriendjes, de dieren en de kinderen is. Hij hoort dat het zal worden omgehakt door gewichtige mannen, om daar beton te storten voor een parkeerplaats. Pluk weet dat hij ter wille van zijn vrienden dat bos moet redden, maar in zijn eentje kan hij dat niet. Jonge helden hebben daarom behalve hun kracht en durf de wijsheid van ouderen nodig. Pluk heeft daarvoor mijnheer Pen en de kluizelaar. Om die kluizelaar te vinden moet hij onderweg daarheen gevaren trotseren, zoals alle jonge helden in sprookjes en mythologieverhalen zeeën moeten bedwingen en draken verslaan. Pluk komt ook zo’n draak tegen: de heen-en-weer-wolf. Als hij tenslotte en op het nippertje de kluizelaar vindt, geeft die hem wat hij heeft: een armetierig stekje van de Hasselbraamstruik. Dat stekje moet Pluk planten bij het bos, en zien en vertrouwen wat daarvan komt. Het verhaal loopt wonderbaarlijk goed en onverwacht vrolijk af. Daarmee kan je het boek met een glimlach dichtklappen, maar het is de moeite waard het boek nog niet weg te leggen. Er is een belangrijke wijsheid in de vertelling verborgen: waarom geeft de kluizelaar niet meteen de hele struik mee? En waarom vertelt hij niet wat hij beoogt met zijn kleine geschenk? Een struik zou niet in het kleine rode kraanwagentje van Pluk gepast hebben, maar belangrijker is dat het zo verteld wordt dat er inspanning aan de jonge held wordt overgelaten, hij wordt niet in de watten gelegd, hij moet zelf eigen voortgang maken. De kluizelaar hield beschikbaar wat hij had, een stekje, en dat is genoeg, hij onthult het geheim van het stekje niet meteen, dat moet onderweg ontdekt worden.
De eenheid van God
Dat is het werk van een kluizelaar: hij geeft wat hij heeft, niet meer en niet minder, en hij laat ruimte voor de eigen nieuwsgierigheid en inspanning van de jonge held. Ik leerde van ‘mijn’ kluizelaars dat deze Pinkstericoon, of icoon van uitstorting van de Geest over de kerk gaat. Het gebed van Jezus om Eenheid staat daarbij centraal, ondanks de zichtbare verdeeldheid van de christenheid, maar juist om te verwijzen naar haar grond: de eenheid van God. Hij is het die de gelovigen bijeen roept. Dat is Kerk, de Pinkstericoon vertelt ervan, en nodigt de beschouwer uit zich te laten betrekken in die kerk.
Het onderricht van Jezus
De icoon laat een groep van twaalf mannen zien, die in een open halve cirkel op een bank met hoge rugleuning zitten. Dat doet denken aan de scholen van filosofie uit de Griekse Oudheid. Daarmee wordt op een subtiele manier gezegd dat het onderricht van Christus veel dieper gaat dan de filosofie, die menselijk blijft. Het is een nieuw tijdperk dat aanvangt voor de mensheid, want het woord van Christus, “dit woord dat jullie horen,” zegt Christus, “is niet van Mijzelf, maar van de Vader die Mij gezonden heeft” en wordt verduidelijkt door de Geest.
De leeggelaten plaats
De mannen dragen elk iets in de hand: een boek, een perkamentrol. Met de andere hand maken ze het gebaar dat het wezen van Christus aangeeft. Twee vingers (de twee naturen van Christus: goddelijk en menselijk) wijzen naar de ruimte tussen hen in; met de duim raken ze de andere twee vingers, dat verwijst naar de Drie-eenheid. Hun houding is plechtig en kalm, de sfeer lijkt hartelijk, ze zijn in gesprek. Het zijn de Apostelen, `zij die gezonden zijn’. Bovenaan Petrus en Paulus, dan de vier evangelisten, die het Heilige Boek vasthouden, links Mattheus en Lucas en rechts Johannes en Marcus. Opmerkelijk is de aanwezigheid van Paulus, hij was er immers niet bij op die eerste Pinksterdag en bestreed aanvankelijk de `volgers van De Weg’. Dat komt omdat de icoon ons iets wil vertellen over de volheid van de Kerk. Die is ondenkbaar zonder Paulus en daarom zit hij tegenover Petrus. Hoewel Christus afwezig lijkt op de icoon is Hij dat toch juist niet: de nadrukkelijk leeggelaten centrale plaats tussen Petrus en Paulus in verwijst naar hem. Hij is aanwezig, zelfs al is Hij afwezig. De Geest komt in zijn plaats, en dat is ook wat beloofd is. De Geest zal de apostelen en alle volgers van De Weg helpen om het goede nieuws verder te brengen. Elk van de apostelen ontvangt persoonlijk het vuur van de Geest: de tongen verdelen zich. Uit dit verbond van eenheid in verscheidenheid van de apostelen komt heel de geschiedenis van de Kerk voort met haar boeken en traditie.
De kerk als een schip
En dan die wonderlijke figuur onderaan de icoon. Hij is een keizerlijk personage, die de tijdelijke wereld voorstelt. Hij houdt in een gebaar van dankzegging aan God een linnen doek vast met de twaalf schriftrollen van de apostolische verkondiging. Dit soort linnen doek ziet men ook in de antieke kunst bij de afbeelding van de verbeeldingen van de seizoenen van de aarde; het doek bevat dan meestal vruchten en verbeeldt de overvloed van de vruchten van de aarde. Men kan dit linnen doek ook zien als een bootje. Het schip is een vaak gebruikt beeld om de Kerk voor te stellen. Heel oud is al om te zeggen dat het lichaam van de Kerk als een groot schip is, dat in een grote storm mensen van verschillende herkomst vervoert, die in het Koninkrijk willen wonen. God is de kapitein van dit schip, Christus de stuurman, de bisschop de man op de uitkijkpost, de priesters de bemanningsleden, de gemeenschap van broeders en zusters de passagiers, de zee als de onpeilbare diepte van de dood.
Verbonden raken
Aan het Koninkrijk van God kunnen alle mensen deelhebben, niet gescheiden door ras, cultuur, ruimte of tijd. Dat is het eigenlijke thema van de icoon. Kijkend formuleer ik mijn queeste, inderdaad mijn bestemmingsvraag: hoe laat ik me verbinden met dat grote geheim van de gemeenschap van de Kerk? Die weg vind ik in mijn eentje niet, ik heb een gesprek met een kluizelaar nodig. Dat moet iemand van Godswege zijn.