Openingsartikel in het kerkblad geschreven door dominee Kees Burger.
‘Jij bent nog te eigenwijs om te verzuipen.’ Dat zei haar vader bij menige woede-uitval als het thuis weer helemaal misging. Het is jaren geleden dat Tineke -zo zal ik haar maar noemen- mij haar levensverhaal vertelde, maar ik zal het nooit vergeten. Ze was lange tijd opgenomen geweest in een kliniek.
‘Soms schraapte ik al mijn moed bij elkaar, dominee, en dan ging ik ’s avonds naar beneden. Mijn moeder sliep al, maar mijn vader bleef altijd lang op. Met vrees en beven begon ik dan: “Pa, als ik iets verkeerds doe, waar jij je aan ergert, zeg het me dan.” Steevast zei hij dan zoiets als: “Ga toch naar je nest.” Als ik dan bleef dralen, kwam die vreselijke opmerking weer over het kanaal, vlak bij ons huis, en te eigenwijs om te verzuipen.’
Ze vertelde het met horten en stoten. Haar vader had in oorlogstijd in een kamp had gezeten en was waarschijnlijk getraumatiseerd. Haar psychiater had haar toen gezegd: “Het is dus een schuldeloze schuld.” Ze begreep dat wel een beetje, maar dat maakte de diepe krassen op haar ziel niet minder.
Distelzaad
Wat gebeurt er met je als je zó opgroeit? En ik vrees dat té veel mensen zichzelf in Tineke herkennen. Niet opgenomen, niet onder behandeling, maar altijd die pijn.
De grote dichteres Ida Gerhardt schreef er een gruwelijk autobiografisch gedicht over.
Het heet ‘Distelzaad’
Ik hoorde een vrouw; zij zeide tot haar kind,
zomaar op straat: ‘’t Was heel wat beter als
jij nooit geboren was.’ Het zei niets terug,
het was nog klein, maar het begon ineens
sleepvoetig traag te lopen; als een die
in ballingschap een juk met manden torst
en radeloos merkt dat zij zwanger is.
In Babylon misschien of Nineveh.Ja, het wàs zwanger, zwanger van dat woord.
Dat was, in duisternis ontkiemd, op weg:
tot in het derde en vierde nageslacht.
Dát is de tragiek. De pijn wordt doorgegeven, ongewild.
“Mijn moeder heeft me nooit liefde kunnen geven, nooit op schoot getrokken”, zei de vrouw op haar sterfbed. Maar van de weeromstuit had zij dat óók niet gekund met háár kinderen. Ze wist domweg niet hoe dat moest, had het nooit geleerd, of verstarde op het cruciale moment. In de psychologie heet dat de ‘roulerende rekening’.
Ongrijpbare tragiek
Je hoort er ook van bij Jakob, de aartsvader. Hij had eronder geleden dat in zijn ouderlijk gezin vader en moeder er hun lievelingetjes erop nahielden. Vader Izaäk en zoon Ezau waren twee handen op één buik, zoals ook moeder Rebecca met Jakob. Wat een ellende was daar niet uit voortgekomen! Maar toen Jakob zelf vader was geworden, maakte hij dezelfde fout. Zoon Jozef kon niet bij hem kapot, maar zijn andere zonen zag hij niet staan. Jakob had toch beter moeten weten! Ja, en tóch….dát is dus de bijna ongrijpbare tragiek. En weer bracht het allemaal een hoop ellende, tot aan bijna broedermoord toe.
Toch heeft de Bijbel een hekel aan het woord ‘tragiek.’ Ik vond dat altijd een beetje onverteerbaar en hard. Maar de Bijbel is stellig. Je bent méér dan slachtoffer, méér dan een pluisje, opgenomen door de wind, of een schuimbelletje als speelbal van de golven.
Wat dan wel?
Het boek Jesaja reikt een ander woord aan dan pluisje en schuimbelletje. Jesaja spreekt over geknakt riet, een walmende vlaspit. (Jesaja 42: 1-4). Riet, toch al zo kwetsbaar en dan ook nog geknakt. En een walmende vlaspit, een stukje katoen in olie, op het punt uit te gaan. Het stelt allemaal eigenlijk niets voor. Maar dan staat er, dat God dat geknakte riet niet zal breken en de walmende vlaspit niet zal doven.
Zijn dat niet te mooie woorden, loze beloften voor mensen die lijden?
Er mogen zijn
Je moet er inderdaad niet te snel mee aankomen zetten. Maar misschien kan je het wel als een stille overtuiging met je meedragen en zó dicht bij mensen met krassen op hun ziel zijn. Zeker, ze zijn geknakt, maar niet zielig, en altijd méér dan alleen slachtoffer. Geen pluisje, geen schuimbel.
Laat maar merken dat ze er mogen zijn, zoals riet er mag zijn, zélfs geknakt riet, want dat is juist wat ze zich niet voor kunnen stellen.
En dan kán het zijn dat jijzelf als het ware die troostende woorden van Jesaja bent. En dan zal het distelzaad, dat tot in het derde en vierde geslacht zijn fatale weg zoekt, hopelijk niet verder ontkiemen.